Het lachende raadsel(1935)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] De Bliksem Een loden lucht met in haar kolk het branden Van gele zwavel schoof van 't oosten op. De zware val van regendrop na drop Stoorde tenauwernô de vale landen, Terwijl een scherp licht de verlaten stranden Van 't westen schuw bescheen. Een enkle top Rees boven 't noordelijke duinenslop En zag de dag in scheemringen verzanden. Toen schoot de bliksem uit en helde kloven En velden op in zigzaggende vaart, Zodat de duisternissen wild verschoven; En lang en luid kwam 't romlen van de donder Hem na. Daar aanstonds 't onweer was bedaard, Stroomde de regen neer, boven en onder. Vorige Volgende