De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] VIII Ik toon u 't huis waar bloemvolle warande Het paar verbergt dat daar gelukkig woont: De vrouw wier hand het kind met bloemen kroont Dat kleurge kralen om haar armpjes spande. Ik toon u 't veld waar zon de tronies brandde Van man en knaap die de aard met vruchten loont - Vraagt ge of ook hier het werk den werker hoont En 't karig loon hem deelt in leed en schande? - Ik toon u 't dorp, de stad, fabriek en plaats Waar duistre horden, blijde groepen, zwermen, De arbeid in de aarde, op stroom, en buitengaats. Over uzelf alleen wil u ontfermen. Wees een van velen, van millioenen maats. Hun vreugd zij de uwe, en heb uw deel aan 't kermen. Vorige Volgende