De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] VII Er is een huwlijk dat wij alle dagen Aangaan, met ieder mensch, met ieder ding, Er is een liefde en een vereeniging Die blik en daad steeds in en uit ons dragen. Zooals de zuilen die den hemel schragen Millioenen sterren zijn wier wenteling Hen steeds verdeelt en toch in éénen ring Doet zijn en blijven als hen de eeuwen zagen, Zoo zijn ook wij in de aardsche wereld één, En 't eindloos huwlijk, altijd weer ontbonden, Werkt vruchtbaar en herschept wat anders sterft: Ik bid u, Vriend, waartoe dit lang geween? Alsof wie Eéne alleen niet heeft gevonden Die menigvuldiger gemeenschap derft. Vorige Volgende