De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] VI Weet ge nog hoe bij 't opgaan van dien morgen Uw hart van zoete en vreemde vreugde zwol? De kamperfoelie geurde en 't bosch was vol Vogelekelen, in het loof verborgen. En toen ge als een dien angst en wanhoop worgen Dien weg terugkwaamt schrikte 't ruw gerol Van steen een beest dat oprilde uit zijn hol - Toen was uw leven leeg, en vol van zorgen. Sintsdien hebt ge altijd in uw leege Zelf Getuurd, uzelf verzadigd aan dat donker, - Duizlend voor d' eigen afgrond klemde ge u Luister, mijn Vriend, één woord dat zeg ik nu: Er is een afgrond, eindloos vol geflonker, Er is een hoog, hartkrachtigend Gewelf. Vorige Volgende