De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] IV Voor 't tuinmanshuis waar kleine kinders spelen En roode bloemen voor het venster staan Zaat gij een poos en hoorde 't fluiten aan Van die daar hing: kleinen gekooiden gelen. Gepraat van vrouwen die den arbeid deelen Klankt door dat raam en op een afstand gaan Geluiden, half gehoord, nauw half verstaan: Groeten en vragen, tijding en bevelen. En alles leeft - zoo treurt ge - in pot en kooi, In 't klein vertrek, op 't veld, langs straat en wegen: Gebonden aan zijn werk voelt elk zich blij. En ik een man, meer dan die kinders vrij, Vind nergens vreugd en voel mijn zijn geen zegen En wacht dat Dood mij van mijn zorg verstrooi'. Vorige Volgende