De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] III In 't oud kasteel waar losse luiken schuren En schril de wind door ruit en schoorsteen suist, Zit, slanke jongling die de knieën kruist, In hooge zaal ge op dooden haard te turen. Uit de asch geen vonk begloeit de roetge muren, Geen schimmenspooksel stervend knapt en ruischt: Stilte - en alleen een tochtvlaag stort en gruist Doove asch en kool: ver kleppen nachtlijke uren. Te midnacht heft ge 't hoofd: in 't maanlicht park Ziet ge de popels wit en angstig wenken - Gij daalt en gaat: de paden liggen leeg. En gaande in hen, gij wilt maar kunt niet denken - Zij liggen als een stille en zilvren steeg En aan dien hoek alleen een blauwe zark. Vorige Volgende