De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] II Wij stonden voor 't portret van dien voorvader In de eeuwenoude en sombre galerij: Zijn bruin haar krulde en in zijn breede zij Steunde den staf hij van - daarginds - 't eskader. En klagend traadt ge 't schilfrend linnen nader En spraakt: hoe kwalijk deelde aan hem en mij Eén bloed zijn gaaf: of is 't niet als nam hij De kracht van heel zijn zwak geslacht tegader? En 'k zag u staan: het bleek en lang gelaat Waarlangs de lokken zwart en laag zich vlijden En de ijle ringbaard die de kin omsloot. Hoe ver week nu, daar vlam van 't scheepsboord slaat En de eeuwen door - als dreunt nog 't zwerk van 't strijden -, Die trotsche vlootvoogd en zijn fiere vloot. Vorige Volgende