De kristaltwijg
(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
Uw zeeën zwalpen in sproeiende deining
Rondom hun landen
Neer voor de voeten van mij, u beluistrenden.
Ik laat hen niet: schiept niet gijzelf mij
De' onrustigen rustigen?
Gaand op hun markten, hun wereld-straten,
Voelend hun drang, - hun begeerten
Drinkend met poriën.
Hoor ik hun woorden niet, heet en
Hartstochten ademend?
Klinkt niet uit mij als een echo de schallende
Klank die hen aanvuurt,
Troost en zich kennen doet
Broeders van mij en gemeenzamen,
Eeuwig gemeenzaam met mij in uw eeuwigen
Vrede, o Heerlijke, dien ge mij instort, bevelende
Dat ik hem weergeef aan hen, uw kinderen,
Kindren van u, vredeloos, nu bevredigden.
Heb in uw stilte, Natuur, ik gevonden
Wat ik behoefde?
| |
[pagina 80]
| |
Vreê den onvredigen,
Rust den onrustigen,
Liefde den strijdenden die mij gemeenzaam zijn?...
Geef mij, Natuur, uit uw stilte
Wat ik behoef. -
|
|