De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Morgen o Droomen die den dag begint, Den dag bezint, Den dag bemint, Hoe zal ik ooit u loven. De landen liggen morgen-klaar, Mijn oog ziet nog geen zorgen daar, Geen troost hoef ik te borgen waar Die wast in 's harten hoven. De bergen blauwen in de vert, De stroomen blinken in de vlakt, De bloesemboom is wit-gesterd, Het dorp is rood- en blauw-gedakt. En menschen werkende op het land, En kindren buitlende naar school, [pagina 70] [p. 70] Zijn overal en niemand bant Van 't hart den droom waarin ik dool. o Vogelstem die zingend trilt, En stijgt, en schalt ons boven 't hoofd, Hoe zijt gij mij gelijk, zoo wild, Zoo gansch uzelf, zoo onverdoofd. Vorige Volgende