De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Kerk van Kristus I Jezus Op 't kerkevenster stijgen kleurge heilgen Naar waar omhoog God en de Moeder troont. Hen dragen wolken die hun voet beveilgen, Hen lokt die groep in 't blauw dien goudglans kroont. Maar goud en blauw en groep en wolk zijn duister - Zij zelf gaan donker door hun kleurgen nacht - Als niet de zon daarbuiten gouden luister Werpt door die kleuren en door wolken lacht. Zoo, door 't geloof van beeldwerk en gedachten Dat gij bemint - zie 't donker op zichzelf - Staat een gestalte zonnig stil te wachten: - Jezus - en van uw hart blinkt nu 't gewelf. [pagina 65] [p. 65] II Dombouw Wij verstaan de ronde bogenwelving, Het besluit Zoo te staan in lage en vaste rust. Wij de krypt en haar ondiepe delving Die beduidt Dat de kracht woont in den donker, zich haar needrigheid bewust. Wij begrijpen niet de trotsche rijzing Waarin we aêmloos en verwonderd staan. Wij zien klein en stil de vingerwijzing Van die torens gaan. Wij zien flauw en mat de bloemen oopnen In een lucht wier ijlheid ons beklemt. [pagina 66] [p. 66] Onze harten, tranendauw-bedroopnen, Voelen dáár hun dauw gestremd. En het lachen van de zoete extaze Dat aldoor naar hellere hoogten streeft, Toont te pijnlijk 't knellen van de maze Van het net waarin dat zielevischje leeft. Maar verstaan doen wij de bogenwelving: 't Stralend dak Waar de zon en maan en het gesterte Vast in gaat. Maar verstaan doen wij de dankre delving, Stout, schoon zwak, Die, dichtbij, het doel bouwt voor de verte Van de daad. [pagina 67] [p. 67] III Michaël Hij stond in 't vallen van den avond: geel En groen gloeiden verwonderd om 't gehucht Dat rood en room roosde op den horizont. Hij stond in 't donker van de kamer, 't oog Niet wendend naar dat eenge venster, open - Een oogwenk maar - hoog boven de aarde en ver Van mensch en huis, en als een maanscheut blonk Uit zwarte wolk van kleed en haar 't gelaat. ‘Het Woord! Het Woord!’ - Zijn lippen murmelden. ‘Zijn Woord, door 't volk dat liegt en laft geduid Als 't Boek van Lammren, - 't Strijdbare als niet één - o Kracht om 't grieksche in taal die 't Volk versta - -’ [pagina 68] [p. 68] Zij die als maanschijn echter was die drijft, Een zilvren eenzaamheid, op berg en meer - Ontstak de kaarsen die om Christus' beeld Stonden in hulde en in dien gloed zag 'k haar, De reinste Jonkvrouw, vreugde in 't hel gelaat, En hem, Gods Veldheer, strijdbare als niet één. Vorige Volgende