De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Aan M.T. Steijn Uw naam staat niet bij die vermaarde namen Van hen die, wijs en lijdzaam, voor een tijd Zich en hun volk - uw volk - de vrijheid namen, Toen kinderloos het slonk door sterfte en strijd. Zij hebben zich niet voor die daad te schamen - Gij bleeft, een kranke, van den hoon bevrijd. Als straks de schaar - van kust en berg en eiland - Gevangnen komt en elke hoeve dra Op afgebrande balken rijst, elk weiland Klontert van lijken - huivrend spit de spa - En 't hart van elken Boer bidt om den Heiland Die zeker komt: - dan slaan eerst u zij gâ. [pagina 72] [p. 72] Eerst u: 't zij dat gij leeft of sterft, of lijdend Levende dood zijt: in u leefde aldoor 't Geloof, de Hoop, de Liefde, en heel u wijdend Aan 't Volk dat streed gingt gij het strijdend voor. En toen 't niet baatte - uw broedren zien 't benijdend - Verlamde uw hand zoodra zij 't zwaard verloor. Uw hand verlamde die de veder voerde Als geen, in 't pleit dat voor de vrijheid dong; Die waar en klaar verstand en hart ontroerde, En slappen sterkte en wie weerstreefden dwong; De vuist die stift en zwaard gestaêg omsnoerde Verlamde eer me' om uw naam naast de andre drong. Gelukge, die nu altijddoor zult leven Als Hij die nooit tegen de Vrijheid schreef. U is die reine roep voor goed verbleven Die eens uw volk met u in d'oorlog dreef. Nu leef of sterf. Eens wordt hij aangeheven; En Steijn zal leven als zijn volk herleev'. - Vorige Volgende