De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Uit het Eeuwige Als na den strijd met mensch en weêr Tot u ik keer, Mijn blonde duin in zoele dagen Wanneer de lauwe en lichte lucht Van moschgetjilp en wiekgerucht Vervuld, ons vult met zoet behagen, Wanneer, zachtzinnige gemeent, Om mij vereend, Van vrienden, kindren, lieve vrouwen, Uw blij gepraat, uw heldre jok Allengs mij uit de mijmring trok Waar mijn gedachten staâg in rouwen, [pagina 57] [p. 57] Wanneer de dichter in mijzelf Zijn droef gewelf Met nieuwe veerkracht komt ontrezen, Dan krijgt mijn leven hoogren zin En 'k lees het nieuw gedicht erin Dat ik u allen meê doe lezen. Daar is geen oord zoo ver zoo diep, Waar wat er riep Niet pijnlijk vóór mijn hart kwam klinken, - Klink nu, mijn hart, uw eigen vreugd, Het rijm dat lokt, het woord dat heugt Zal diep en ver elks hart in zinken. Wij kunnen niet in lijdzaamheid Of strijd, altijd Het wicht weerstaan van de aardsche rampen, Wij hebben in onszelf een kracht Die leeft en rijst, die heerscht en lacht, En zegeviert, ook zonder kampen. [pagina 58] [p. 58] Den wijzen dwaas, den kindren wijs, Komt reis op reis Ze omhoog wanneer wij machtloost zwijmen, Haar lokt de lente, en vriend, en vrouw, Het kind als 't reedloost spelen zou, - Haar lokken redenlooze rijmen. Haar draagt de levenskracht, ontdaan Van staan of gaan Naar vaste en voorgeschreven vormen, Zij hoort alleen den schoonen toon Die 't leven in zijn duistre woon Vooraf doet gaan aan heldre normen. Zij is uw geur, uw kleur, mijn duin, Uw bloei, mijn tuin, Uw zoelte o zon, en schoone vrouw, uw staren, Zij is in 't vriendenhart dat nooit Door zelfzucht kilt, naar dwang zich plooit, Ze is, kindren, in uw lach en haren. [pagina 59] [p. 59] Die eeuwge dingen zing ik u. Zij leven nu En steeds, zooals ze oneindig leefden. De Vrijheid is hun ziel: voor Haar Trotsen zoo vroolijk elk gevaar Wie zonder Haar voor 't leven beefden. Vorige Volgende