De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Herboorte [pagina 51] [p. 51] Floris Verster Niet zoekt gij ver uw zeldzame paneelen Die toch fantastisch als geen andre zijn: Een fleschje, een vaas, een muur, een eiken schrijn Glanzen als paarlen, vonklen als juweelen. Briljanten waardoor vuurge stralen spelen Zijn struik van bes en bloem, gespierd of fijn; En niet het wezen maar een schoonen schijn Schijnt gij tot troost den kijker meetedeelen. Toch is 't zoo niet. Gij hebt hen zóó zeer lief Dat voor uw oog hun nuchtre levens gloren Als star in hemel-, steen in aarde-nacht. Uw eigen schoonheid komt hun nacht doorboren, Ontvonkt en huwt hun wezen aan uw kracht: Hun diepre wezen, dat uw hand nu hief. Vorige Volgende