De kristaltwijg(1903)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Duinrand Nu, langs uw rand begroeid met bramen, Waar eschdoornlaan en wiegelschauw Mij mijmeringen doen beramen In schaduwmazen fijn en gauw En in verschieten die zich schamen Wegschuilend tusschen groen en blauw, - Nu, langs uw rand begroeid met bramen, Volg ik, mijn duin, uw paden nauw. Het melkvee grazende in de weide - Blinkt daar een burcht door 't hoog geboomt? Wat wolge wild geeft vlug geleide Waar 't zonlicht langs uw helling stroomt? [pagina 37] [p. 37] Daar drijft een wolk haar witte zijde Wentlen naar zon die stralen stoomt - Het melkvee grazende in de weide Loopt achter 't groen en loopend droomt. Tot stijgend gaat de hemel open - Verdwijnend treed ik in 't gebloemt, Waar manshoog mij de schermen stroopen Om 't hoofd waarom een bijzwerm zoemt, En wolken stuifmeel me overdoopen, En bitse distel bijt en doemt - Tot stijgend gaat de hemel open, Lucht, weide en woud in 't zonlicht roemt. Vorige Volgende