| |
| |
| |
Vierde bedrijf
Eerste toneel
Een legerkamp. De tent van de Hertog. Voor de tent gaat op en neer de Heer van Ternant. Het is omstreeks zonsopgang een koude grauwe herfstmorgen. Montfoort komt op, bestoven en warm, klaarblijkelijk door een lange rit.
Neen. - Heer van Postelles,
Een edelman van 't hof van Margareta,
Beplande een aanslag op de Hertogs leven.
't Verhoor was vroeg. Hij zit en leest het. -
Heer Jan van Montfoort. Nieuws
Van 't Noorden? Goed nieuws?
Toch niet. Ik zag den bruidstoet. Bruid uw nicht,
Ons Vrouw Jacoba. Borslen werd uw neef.
Frank? Frank van Borslen? Dat is zwaar nieuws, Montfoort.
Ik kreun van 't denken. -
Na een korte stilte:
| |
| |
Ternant, bereid uw ruiters. Ik ga noordwaarts.
Tot Isabella van Portugal, zijn vrouw, die aan den ingang van de tent verschijnt:
Mevrouw, wij reizen saam: een kort bezoek
Met Montfoort in de tent gaande:
En ge zei dus, Montfoort...
| |
Tweede toneel
's Gravenhage. Een zaal op het Hof. De Hertog met zijn vrouw en hofhouding bij Jacoba te gast. Men ziet ook Van Borselen. Er wordt gepraat in groepen. De lichten branden laag: het is duidelijk dat het laat in de avond is. De Hertog wendt zich plotseling tot Jacoba en spreekt luid.
Mevrouw, loof God, een Heer uit Henegouwen
Beplande een aanslag op mijn leven... Ach!
't Ontstelt u: gij wordt bleek en beeft: dat vrouwen
Dan ook zo teer zijn. - Maar ge ziet, ik leef.
De aanslag kwam uit: de pijnbank deed het verdre:
Het is drukkend stil. De lichten branden donkerder.
Gij beeft nog altijd. Borslen,
Mijn lieve nichte ontroert omdat mijn leven
Gevaar liep: in zo teedre stemming faalt
Mij 't juiste woord: spreek gij het -
Voor scherts: ik denk wij zoeken slaap en droom.
Van Borslen leidt den Hertog. Goede nacht.
Als allen weg zijn verschijnt door de tegenovergestelde deur Heer Ternant met gewapenden. Enkelen verschuilen zich in de gang waar het gezelschap door verdwenen is. Ternant en de anderen blijven bij de ingang waardoor ze gekomen zijn. De lichten zijn nu bijna uitgebrand. Van Borselen doorschrijdt de zaal om naar zijn vertrekken te gaan. De gewapenden achter hem stellen zich op. Ternant treedt hem tegemoet.
| |
| |
Heer Frank, in naam des Hertogs. - Tegenstand
Heer Ternant. Ga voor. Ik volg.
| |
Derde toneel
De slaapkamer van Jacoba, kort voor zonsopgang. Jacoba ligt op een rustbed waarvan ze later opstaat en naar 't venster gaat.
De nacht was droef: zo zal de dag wel zijn.
Ik wentel me om en om en vind geen slaap.
Vind altijd weer die vrees, die zekerheid,
Dat Filips weet, - ach, meer verdenkt dan weet...
Moeder, uw moord beslaat tot moord op mij -
Gij dreeft dat moordplan: gij en ik schijnt één -
Bourgondië's achterdocht en haat word gif
Nu hij dat ook nog waant.
Genoeg gewapenden zijn reê: 't bevel -
Zo 't hedennacht nog ging - bereikt hen ras...
Dan kies ik 't veld en strijd of stel mijn eis...
Maar eerst Van Borslen... kwam hij... ach, de dag
Komt bleek door 't venster maar geen Borslen toont
Zijn pluim op 't voorplein: 't kraken van de trap
Meldt niet zijn lieve naadring.
komt uit het aangrenzend vertrek.
Ik sliep, maar los, en 't leek me als in mijn droom
Dat ge om Van Borslen riept.
Er wordt aan de deur geklopt.
Stil; hoort ge iets? Open zacht de deur.
| |
| |
Laat hem in. Wat nieuws, knaap?
Gistravond laat verliet ik met mijn Heer
't Slaapvertrek van den Hertog: hij was voor:
Hij in de zaal zag 'k voor den ingang volk,
Gewapend, en verborg me. Ik hoorde toen
Heer Van Ternant die in zijn weg trad. Beiden
Gaan door. De wacht rukt in. Ik volg ze. 't Gaat
Trap af, de gang door, naar de waterpoort.
Daar lag een overdekte schuit. Ik sloop
Naar buiten, wierp me in 't bootje dat daar leit.
De schuit met Borslen en Ternant en 't krijgsvolk
Stiet af. Ik zacht hun na. De schuit voer door tot Delft
En lag een wijl daar stil. In 't donker gleed
Mijn boot langszij: toen hoorde ik een gesprek
Van 't scheepsvolk: 't naaste doel was Rotterdam,
Waar een schip onder zeil lag voor de Schelde...
't Slot Rupelmonde. - Rust wat, knaap! - En dan,
Te paard, met mij, naar Zeeland. Borslens vloot
Ligt klaar voor anker. Rupelmonde is mijn,
Voordat Bourgondië 't weet en daar kan zijn.
| |
Vierde toneel
De slaapkamer van Hertog Filips. Hij tekent stukken: een schrijver staat naast hem. Er wordt aan de deur geklopt.
Ik breng u nieuws van Vrouw Jacoba.
| |
| |
Ze is op weg naar Zeeland.
Haar speurvolk overspeurt dan 't mijne. En lang?
Vijf uur na Borslen zij, gij vier na haar.
Als de spion weg is tot de schrijver:
Stuur elk reê schip uit Dordt.
Zelf ren 'k naar Rupelmonde en werp me in 't fort.
| |
Vijfde toneel
Een muur van het slot Rupelmonde met toren en opgehaalde kettingbrug, aan de Schelde. Een oorlogsvaartuig is tot dicht bij de brug gevaren. Het is vol gewapenden: vooraan op den steven staat Jacoba.
De ruit van Beieren blauwt in 't zilvren veld
En wappert op de Schelde. - Een grote ramp
Valt zwaar, wijl woordloos, tot ze schreeuwt om daad.
Dan staan we als met gezuiverd wezen stil:
Geen kleinheid hecht meer en ons minst gebaar
Deelt in de wijding van die daad-zware uur. -
Verkwikkend waait de bleke en zilvren herfst
Nu om mijn slapen. Rupelmonde is daar, -
Van Borslen wacht me, en ik - verlang slechts hem.
De Heraut, naast Jacoba, steekt de trompet en blaast. Onmiddellijk daarop verschijnt op de toren het blazoen van Bourgondië.
| |
| |
STEMMEN UIT HET SCHEEPSVOLK
De eigen banier van d'Hertog.
Een geharnast Ridder verschijnt op den muur naast de brug, tegenover en boven Jacoba.
Heraut, hier ben 'k en doe mijn eigen woord.
Wellieve nichte: 'k prijs uw fieren moed;
Maar ge eist te veel. Van Borslen wenst ge - en zelf
Houdt ge dat niet voor weinig: 't is ook meer
Dan 't meeste voor u: 'k meen de Liefde. Erboven
Eist ge dit slot, heel 't land wel: dat's de Macht.
Ik gun dien eis u nooit: wilt gij de Liefde.
Laat mij de Macht. Wilt ge 't: die brug gaat neer,
Borslen vrij uit. Wilt gij de Macht: wij strijden
Erom als braven, maar eerst sterft dan hier
Uw Liefde. Ik wacht uw keus. Mijn vloot.
Voor wind, zeilt aan van Dordrecht.
komt naar Jacoba met een brief
Een vrouw - van die Zigeuners - bracht dit briefje.
neemt het en leest:
De spreuk van Tholen. Hoe op eenmaal klaar.
'k Zocht Liefde, en wist het niet, door Macht verblind.
Borslen geboeid ontbindt mij van mijn macht.
Liefde verwint en maakt dien 'k liefheb vrij.
Zich tot Filips wendend:
| |
| |
Luister, mijn neef, aandachtig. Halfbewust
Stelde ge uw vraag naar waarheid, want de vraag
Behelst al 't antwoord: Was mijn Macht niet groot,
Dan was 't geen vrije keus; maar koos 'k de Macht,
Dan was mijn Min geen Liefde, en Hem niet waard.
Laat neer 't ponton; leidt Borslen uit: zijn Vrouw
Kiest boven Macht zijn Liefde en blijft Hem trouw.
|
|