Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Samenspel [pagina 115] [p. 115] Mijn roosblad! Als ik het zoete koel van rozebladen Laat barsten op mijn lippen en nochtans Mijn hart laat wijlen in de stille glans Waar zinbekoringen niet binnenglippen, Blaam mij dan niet: mijn ziel is zoo gebouwd - Zoo een viool - dat al haar donkre tonen De geesten blijven die haar cel bewonen, Ook als uw hand hen opstreelt uit het hout. Mijn roosblad! - Ik begeer niet meer te voelen Dan juist uw teerheid, juist uw lippen-koelen. Vorige Volgende