Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] VIII Zaagt gij me en hoorde me aan, verborgen Geest? Ik dacht door u en rekende uw genaden Vanzelf besloten in mijn prachtige daden, Uzelf gehuldigd in mijn strijders-feest. Totdat ik zonk en staarde. Vreeslijk reest Gij mij te boven. En mijn handen baden Dat gij nog eens mijn leegheid zoudt verzaden. Daadloos ben ik naar u gewend geweest. Leegheid die zoeter was dan al mijn werken En eindloos waarder, want nu zag ik u Als zelf bestaand: niet enkel in de sterken, Niet in het luide en stoute daadgestuw, Maar in uw stilte, alleen in 't hart te merken Dat leeg zich opent voor uw eindloos Nu. Vorige Volgende