Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 101] [p. 101] VII Zooals een zwemmer 't water uitgetreden De droppels afschudt die zijn lijf bekralen, En dan na lang en rustig ademhalen Zijn loop begint met frissche en lenige leden, Zoo, toen - Natuur! - me uw lokkingen ontgleden Wenschte ik het doel, recht voor mij, te achterhalen, Mijn doel bij 't stijgen eerst en dan bij 't dalen. Saam, toch alleen, heb ik sindsdien gestreden. Van elk punt uit op aard doen strijdbre zielen De liedren klinken, de gedachten boren, Eenzaam de ruimte om hen, eindloos het krielen Van volken die hun stand en worp getuigen. Dan vangt het joelen aan, somtijds het juichen, Maar iedre zang die stijgt vindt eindlijk ooren. Vorige Volgende