Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] X Meer dan de vormen binden ons de landen, De volken, de gemeenschap van ons worden. Meenden we soms dat zielebloemen dorden Nu hier en ginder alle grenzen branden? Zij bloeien voort. Hun zwijgende offeranden Gaan aldoor naar onze eigen smetlooze ether, Waarin de diepre ziener, vastre weter Die in ons hart leeft de eeuwige ingelanden Herkent die daar uit alle volken wonen. Wij kennen niets dan daar. Wij hebben al de Geruchten niet gehoord: de haat, het hoonen, Weeroep of zegeroep die huilde of schalde. Wij zien alleen omhoog de zaalge scharen Die eeuwig blijven wat ze oneindig waren. Vorige Volgende