Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] XV Kom mee, dit eindloos samen Is niet te ver, is niet te vreemd. Zie, door mijn eigen ramen Is 't of dit landschap ernaar zweemt. Geen buitenwereldsch wanen Ontlichaamt mij en rukt mij los - Licht stroomt door alle lanen Langs vrucht en twijg van 't donkre bosch. Licht schijnt op trouwe handen Gepaard ten rei, tot werk bereid, Licht rijst uit troeble branden Reinigend op door de eindloosheid. Vorige Volgende