Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] IX Wijlen we en zien gelaten Die schoone stroom op de aardsche reis. Een oogwenk losgelaten Lokt ons aanstonds vertrouwde wijs. Wij duiken neer en mede En zien niet wat ons woord ontsloot. O wonderdiepe vrede Nu zich om ons de golf weer sloot. De deining ruischt en fluistert, Zoetheid van menschelijke stem, Nu 't al te klare duistert, - En diep omlaag zijn wij bij Hem. Vorige Volgende