Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] VIII Door alle heemlen nijgen Zich twee gestalten naar elkaar. Vervulling hoopt hun hijgen, Oneindigheid vraagt hun gebaar. Vergeefs. - Saam, dan gescheiden, Zijn ze onvervuld, eindig als ooit. Uit alheids droom bereiden Zich de aardedagen vorm die dooit. Eindlooze stroom van vormen, Die leven draagt, die leven wekt, Dwars de kristallen stormen Van de Eeuwigheid met Tijd doortrekt. Vorige Volgende