Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] VII Kern van 't heelal, splijt open! Nu wieglen op u aan van ver Twee heemlen glansbedropen, Hier de eene ster, daar de andre ster. Majesteit straalt van deze, Lieflijkheid ginds van de andere uit. Zij naadren: vreugd en vreeze Doorsiddren Bruidegom en Bruid. Zij naadren: roerloos snoerend - Gelaat naar stom gelaat gewend - Grijpt, cirklend ze om u voerend, Gij ze aan, uw Tweester tot het end. Vorige Volgende