Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] VI Twee die elkaar omvingen, Een jonge man, een jonge meid: ‘Elkander te doordringen Is zoetheid en onsterflijkheid!’ Maar de andre niet noch de eene Kan de andre het gezochte zijn. Zij zoeken beiden Eene Die zich verwerklijkt in hun schijn. Zij die elkaar beminden, Een jonge man, een jonge meid, Voelden hun groei zich winden Rondom ùw kern: Onvindbaarheid. Vorige Volgende