Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] IV Bevallige drift en adel Getuigen van 't bezielde bloed, Zooals de rijpe dadel Van zuidelijke zomergloed. Langs rechte stam getogen Zuiverde zich de sappenstroom Tot door de zon gezogen Hij zwol tot vruchten op de boom. Gekroond door tuil van blaren Draagt zoo mijn stam aan blauwe zee Na fier en zoet vergaren Zijn weelde hoog in de avondvreê. Vorige Volgende