Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] XV De levenswil Gij braakt... mijn trots? En nu, zie ik met oogen U, lieve en eenge, waar ik u niet zocht? Deemoed uw naam en eindloos uw vermogen, Verborgen grond en zuildragende krocht. Gij woont in mij? En op ons beiden rijzen Pijlers en muren door het dak gekroond: De kathedraal omvleugeld door paleizen Waar zang door trilt, waarin een koning troont? Gij glimlacht om mijn beeld? Wat zijn wij samen Anders dan in 't heelal de donkre spil: Nooit te overschouwen, nooit gedekt door namen, De ééne, ónverbrekelijke, Levenswil! Vorige Volgende