Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] XIII De onvatbare Ik hoor van u. Ik tracht met al mijn denken U te verstaan. Wat spraakt gij veel met mij. Wat waren al uw woorden eerst geschenken Van u, daarna mijn troost en artsenij. Ik tracht de wegen van uw geest te ontsluiten, Verzekerd dat ik daar uzelf op vind. Het kan niet zijn dat gij mij duurzaam buiten U sluit, en enkel aan uzelf u bindt. O scherpe klaarte! Zijt gij daar? Uw oogen Glimlachen met die vreemde wederschijn. Hebt ge geen deernis met mijn arme pogen? Spant ge altijd weer die ééne onzichtbre lijn? Vorige Volgende