Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] IV De gehuwden Uit donkre diepten van het onbewuste Lokte ons een kind naar 't andere geslacht, Uit dubble gloed die zich in saamgloei bluschte Werd het gedroomde schepsel voortgebracht. Beschermend bouwden wij gewijde wanden Rondom die nieuwe teelt: in priesterbond Beheerschten we ons en sterkten vrome handen, Verbaasd door hulp die de eene aan de andre vond. Zoo, doend naar wet van ondoorgrond verleden, Reisden we hoopvol naar toekomstige tijd, En in de wentling van een rustloos heden Waren we onszelf en de eigen onrust kwijt. Vorige Volgende