Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] X Wie mij als geest wil minnen Vindt Een, maar vindt mij niet Als hij met al zijn zinnen De wereld niet gebiedt. Mijn eenheid leeft in 't vele. Ik schenk het; neem en weet: Schoon ge alles andren deele, Mij proeft ge in iedre beet. Ik ben alleen de binder Die uw gedachten boeit, Gij de eindloos grage vinder, Mijn kind, die zoet u moeit. Vorige Volgende