Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] IX De glimlach van mijn binden, Mijn kind, is anders niet Dan 't schuchtere openwinden Van 't menschlijk droombedied: De sluier met twee zijden, Maar die hij ééne waant Omdat hij nooit kan scheiden Menschgeest van menschgedaant. Zie geest met geesten samen, Met lijf lijf in verband... Mijn lijf heeft vele namen Maar één geest die ze bant. Vorige Volgende