Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] III Zit neer, mijn kind, en luister Gij hebt niets uit uzelf. Gij leefde altijd in duister, Een slaaf in een gewelf. De spelen van uw aarde, De glansen die uw oog Door de afgrond teelde en baarde, Al wat uw hart bewoog Als straalde 't uit de verte, Ben Ik, die tijdeloos Als éénig vast gesterte Uw hart tot woonoord koos. Vorige Volgende