Goden en grenzen(1920)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] II ‘Moet ik dan heel verloren, Mijn eenig Een, in u? Ik dacht me uw uitverkoren En hoopte of nu zich huw' Mijn hart aan 't uwe en bleve, Zalig door zulk bezit, Toch, als wie waarlijk leve, Zichzelf. Zeg gij mij dit. Mijn hart, sinds kort geboren, Kán niet zoo gansch vergaan...’ - Gij moet mij heel behooren: Sterven - nu en voortaan. Vorige Volgende