De figuren van de sarkofaag(1930)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] De man met het boek Sluit nu de luiken. Steek de lampen aan. Open het boek en houd uw oog gericht Op letterteekens. Tracht de zin verstaan Die sluimert in het beeldenrijk gedicht. Die Schoone Slaapster in het tooverwoud Wordt enkel wakker als de Prins haar raakt Die heenbrak door het doorn- en rozenhout En dan nog glimlacht. Als ze aanstonds ontwaakt Trillen de rozen en de doornen. Naakt Toont ze u het rozenbloed dat golft en zwelt, De weerbre geest die doornig plaagt en kwelt Wie niet haar kuischheid èn haar drift vereert. Dwazen die enkel met de zinnen leert, Dwazen die enkel met de geest begrijpt, Voor u is 't levend wonder niet gerijpt. Schuif nu het boek terzij. De nacht is lang. De schoone die gij loste uit haar bedwang Deelt nu uw uren. Fluisterend begint Het beurtgesprek dat tot de morgen duurt. Nu wordt ge waarlijk rijk. Want in haar woord Wordt alles wat in droom u heeft bekoord, Al wat ge vaag gezocht hebt en bezind, Verstaanbaarheid die stroomt en straalt en vuurt. Zij is maar een. Doch haar gestalte draagt Van elk figuur dat ge aarzlend hebt bevraagd De heldre lijnen. In dit ééne beeld [pagina 40] [p. 40] Wordt u een heele wereld meegedeeld: De wereld zelf, al is zij nog zoo groot, Ligt nu beperkt. Gij die het perk ontsloot Zijt nu een Adam in dit Paradijs, Dank deze uw Eva. En nog kent ge niet Die uit de kennisboom te voorschijn schiet: De redeneerder met het valsch bewijs. Leg u nu neer en sluimer. Als de dag Door 't venster gluurt, groet ge hem met een lach, Vol van uw nieuwe weten. Er bestaat Geen vreugde, geen genot, geen winst, geen baat Grooter dan deze, die ge u zelf ontbondt: De zichtbre zin die ge in de schoonheid vondt. Vorige Volgende