De figuren van de sarkofaag(1930)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Duerers Melancolia Wat baat het? Zwaar is 't zitten op de treê, Zwaar 't steunen van de vuist aan 't hoofd. De hand Die in de schoot rust steunt de passer niet Noch 't boek met toegeklampte sloten. Ziet, Het godlijk kind Geheugen slaapt alreê, Voorovervallend, op de staande rand Van een onnutte molensteen, de stift En lei krampachtig tegen 't lijfje. En Drift, Mijn eedle windhond, rust hoewel hij waakt. Wat baat het, zijn ook aan de wand gehaakt Weegschaal en uurglas, bel en cijferbord: De veertien schikkingen van een tot zestien; - dood Ligt het gereedschap om mij uitgestort: Hamer, zaag, nijptang, houtschaaf en retort; Doodstil die rollende, de ronde kloot. En 't halfbehouwen blok, evenwichtloos, Leunt aan de ladder, en ik poos, ik poos, Ik mijmer in een ongewilde rust, Ik vleugel-zware sla mijn droefheid ga; Want schoon de hemel straalt op zee en kust, Luid krijscht de vleermuis Melancolia. Vorige Volgende