De figuren van de sarkofaag(1930)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Arbeid Iedre dag wordt met de wijn Van mijn werk opnieuw gevuld. Uren die ik noode duld Zijn die leeg van arbeid zijn. Maar hoe zal ik u bepalen, Vreemde, die ik arbeid noem, Eendre, die bij elk herhalen In me ontbloeit als andre bloem. Soms als ik bij nacht ontwaak Toont gij me uw voltooide taak, En ik wist dat gij mij riept, Gij die schijnbaar in mij sliept. Dan weer als ik doelloos weef Schiet uw vonkelende vinger Beelden door mijn war geslinger En dan voel ik dat ik leef. Nimmer, nimmer laat gij af, Die mijn oogen, lippen, handen, Uit zichzelve week en laf, Van uw wil en drift doet branden. Die tot iedre daad gereed Te ieder uur haar teekning weet, En die diep weet in te groeven, Juist waar wij haar meest behoeven. [pagina 34] [p. 34] Ach, dat gij een god zijt, waarlijk, Die u kennen zien het klaarlijk. Ik, tot aan mijn dood, zal buigen En uw heerlijkheid getuigen. Vorige Volgende