Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] Afrikaansche slang De slang vonkte als een sombre steen Rood in den berg; De nacht waar 't Zuiderkruis in scheen Praalde op de kolonisten wondrend vóór den Tafelberg: - De slang die op hun staven de oude Faraohs voerden; Slang uit Aärons staf: der toovnaars namaak-slangen roerden Zich nauw of dees verslond ze; en slang van koper, Op stang geheven: 't volk in de woestijn Hoopte er zijn heil van: stervende in zijn pijn Vroeg 't wat eerst lang daarna verkond werd door den Dooper. De slang scheen weer: nu zilver blinkt Ze onder de sterren zelf: Elk merkt aan 't wolkenloos gewelf Een slang die rijst, een star die zinkt, - De aarde bloedt onder hen; - [pagina 85] [p. 85] En stem en dreuning klinkt: ‘Voorwaar, Ik maak door wondren openbaar - Ik die het Wonder ben -: De dag van Afrika is daar, Het beeld wordt waar, zijn zin wordt klaar, - Dat elk nu 't wonder kenn'...’ Vorige Volgende