Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] Vrijheid Waar in een volk een nieuwe schoonheid blinkt Kan zij niet sterven; Haar vormen zullen de aard beërven, Almeer, naar de oude schoonheid zinkt. Dit is die Vrijheid, die geboren In 't hart van wie die schoonheid deelt, Elk als zijn recht en toebehooren De ruimt geeft die zijn kracht bespeelt. En, vrij en schoon, blijkt altijd krachtig Wie naar zijn aard zijn recht maakt waar, En schijnt de vijand overmachtig 't Grootst tal stort haastigst uit elkaar. [pagina 76] [p. 76] Zij die van vreemde of vriend de zorg verdroegen Leefden gerust: Tot iedre daad, tot iedren lust Gevrijwaard waar ze in vrede om vroegen; Maar meer niet, niet tot éengen stoot Van hoogren moed in d'ouden horen, Niet tot kunst, zede of zang, te groot Dan dat het heerschers kon bekoren Hun kracht te zien op 't volgzaam volk; Niet tot een droom, een bede, een weten, Wier wortel zwaait, wier hemelwolk, Door aarde en lucht bij hen bezeten. Maar 't volk dat eigen aarde en lucht gevoelt Kent geen meedoogen; Of hart op hart wortels bewogen, Naar lijf op lijf die lucht omspoelt, - Groeit een gedachte, een schoonheid open, De moederschoot ontvangt die rank, Zij golft in 't kind bij 't waglend loopen, Ze ontschalt in de eerst gesproken klank; En honderd wezens - honderd bloemen, [pagina 77] [p. 77] Die sterk staan in inheemsche zon, - Hun doren scheurt, hun geuren doemen Wie roekloos nieuwe schoonheid schon. De groei van 't Al, door de aard aan 't branden, Ontspruit in 't volk; Uit onbewustheids donkre kolk Bloeit schoonheid uit oogen en handen. Vrijheid voor haar: weerhoudt haar niet! Wij levende volken van de aarde Vloeken úw dood: door 't nieuwe lied Krijgt óns leven óók nieuwe waarde. Of meert uw macht: geen doodshaat zal Haar bederven die gij moogt haten: De Schoonheid, die u overal Weerstaan zal en slaan en verlaten! - Vorige Volgende