Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Avondgang Komt nu geen galm in goud gehuld De stilte dempen van dit oord? - Een torenklank valt zacht en guld En trilt door 't luchtruim voort. De toren zelf staat stil en vast Als wachter voor 't bedaakt gebouw. Zijn eene venster fonkelglast - De groene weiden schijnen blauw. De boomen rouwen in de lucht, De hoeven liggen laag en leeg, - Gedempt geloei maakt droef gerucht. 't Komt uit de kerk. Het water steeg. [pagina 72] [p. 72] Mijn weg trok langs een donkre heg, Toen langs een lange en rechte dijk. De zee stijgt daar. Noch heg noch steg. Ginds fonkling - uit bewoonde wijk. Ik liet mijn huis met vriend en vrouw. De lamp scheen geel: als zwart fluweel Was hoek en plooi, was schim, was schauw. Mijn weg was mijn, mijn eenzaam deel. De zee stijgt snel: de dijk dreigt hoog. Is 't na, is 't ver? spoelt golving aan? - 't Is stil. Mij scheen 't als hoorde ik slaan, Als voelde ik wat bewoog. Een vonk drijft op de wijde zee. Geloei zweeft dof van 't kerkje op 't ruim. 't Is luchtstil. Als in zilvren ree De maan, als zilvren schuim. Komt nu geen galm in goud gehuld De stilte dempen van dit oord? - Een torenklank valt zacht en guld En trilt in 't luchtruim voort. Vorige Volgende