Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Italiaansche nachten I De luisteraar De ontspannen snaar geeft enkel weeke tonen, En in dien klank verheugt zich 't moede hart Van wie bij 't huiswaarts gaan in 't donker mart Omdat door 't raam hem die geluiden konen Voor moeite en zorg die daags hem heeft getart. De zanger die de mandolien laat rusten Ziet uit het raam: de nacht is zoel en hel. Betoovrend hangt als 't maanlicht-waas zijn spel Op luistraar dien als wijn die klanken susten... Hij ziet hem gaan en voelt zijn zeegning wel. [pagina 62] [p. 62] II Muziekbroeders De maan scheen hel: éen wilde 't raam juist sluiten: Als achtloos greep zijn hand van 't haakje ernaast Een mandolien en trad nog eens naar buiten, Tokkelde en schreed: een buurman zocht gehaast - Hij half ontkleed - zijn fluit, trad achter de' ander; Achter hem weer een: hoog en helder blaast Die de occarien; en - schuiflende meander - (Deur klept, gedaante uit slop en steeg schiet meê) Lengt zich die stoet en volgen zij elkander. Naar 't plein waar de oude bron plast tript hun trêe, En snaar en fluit, driewerf gevoerd in 't ronde, Zijn luid en klaar: de maan verzilvrend gleê. Dan deelt zich elk waar 't huis en slaap hij vonde. - Vorige Volgende