Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] De stroom Toen lag de stroom voor onze voeten open En spoelde om 't eiland waar ons oog op rustte, En in den geest zag 'k hoe hem 't strand bekuste En 'k zag de bergen waar hij uit kwam loopen. En woorden klonken vol oneindig hopen Uit u: gedachten klare en welbewuste: Hoe ge in een stroom uw lang verlangen bluschte, Een stroom waar volken 't staal hardend in doopen. Zooals die stroom zwiert door de duitsche rijken, Zwiere een gedicht met zijnen naam te noemen - Zoo klonk 't - waar aller Duitschen geest zich drenke. Al wat dit volk ervoer en deed en denke Spiegle zich daar en moog' 't verleden roemen In eedle windingen die komstig prijken. Vorige Volgende