Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Lichtstad Als de avond bleekte en op de berge-kruinen Het licht vergleed traden wij ras de zoomen Des wegs waar 't appels hing van kronkel-boomen En moes en sierkruid tierde in kweekers-tuinen. Als we op de hoogte kwamen ving het schuinen Van 't licht ons hoofd, - dan zonken, schauw-omnomen, We in vroegre stad: 't verweerd gesteent deed droomen Van woekrend leven tusschen ruige puinen. Een nieuwre blonk: daar schreden we op terrassen Waar 't licht en 't goud fonkelde op hoofsche stoeten. Muziek woei aan: die deed de volten deinen. En 's avonds brandde er breed in gulden plassen Die gloed op de aard en door diens hemels pleinen, Wij huiswaarts wendend met vermoeide voeten. Vorige Volgende