Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Gezin in de Rijnstreek Die 's morgens de oleanders goot en 's avonds Den wijn bergopwaarts droeg, dat we in een dal De sterren prezen en den waterval Beluisterden, geschaard om zóo iets lavends Als nooit zóo over noorderlippen vloot - Uw vader, die de trekken rijk aan vreugde Eerst oopnend, dan den mond genietend sloot, Blij dat de vreemd zich hèm gelijk verheugde; - Uw moeder, die bij hette in 't laantje school, Naast de oleanders die haar bruidstijd zagen, En 't zorgzaam oog langs struik en stekje stool, Door takkenvrachten die lang vruchten dragen, [pagina 34] [p. 34] En 't huis in, daar 't gezin zijn leven leidt, En kast en kelder, hok en keuken, haren Geest vindingrijk maakt tot arbeidzaamheid; - Uw zuster ook wier trouwe zorgen paren Den vreemden broer en de achtbare ouders saam; - Uw broeder mee, en 't werkvolk, wier bedrijvig Bestaan de ruimten vult en 't huis zijn naam Naast de andre huizen geeft: - heel 't onbeschrijvig Veelvuldig leven, bloeiende, en omkaderd In berg en stroom, gedenk ik, en ik smaak De landschaps vreê waar spoortreins gloed door nadert, Den tintel-hemel en onze avondwaak. Vorige Volgende