Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] IV 't Ras dat niet sterft In damp van dagen vol inwendig gloren Buigt zich elkeen en bidt om hulp in nood. - Wij zijn een klein volk: ons geloof is groot: Maar helpt ons geen dan gaan we ondanks 't verloren. 't Ras dat niet sterft sterkt aan bij iedren stoot; Als staal daar 't gloeide en mokers 't sissen smoren; Maar 't vuur vreet wreed, wreed doet de schroefpriem boren; - 't Ras kan niet sterven maar 't proeft ergsten dood. 't Gebed in 't hart is de aard die taaist blijft leven. Klinkhamers klemmen 't maar vernietgen 't niet. In 't onverwoestbre is weerstand die niet zwicht. Kniel klein, zwak volk; uw hart dat vonken schiet Maakt uit zijn donker d'onspoed rond u licht: Aan 't Leven-zelf voelt ge uzelfs leven beven. Vorige Volgende