Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Zomeravond Wat stonden de oleanders stil; wat kroonden Hen sterrenbeelden met hun schoonen boog; En als een gloed en damp door 't donker vloog En lichte vensters van een trein, - (wat woonden Daar vreemd en vreedzaam die, met aarzlend oog Voorbijgegleden, even zich vertoonden Der streek, - wier lijf en lust naar andre toog, Naar lievre landen die hun lusten loonden) - Wat klonk gedempt dan van ons beiden 't spreken: Zilvren gedachten gouden droomen na - Tot we in de sterren zwijgend roerloos keken. Tot we in dat blauw en nachtlijk gagesla Door zooveel oogen, ons ook voelden weeken Den dag die brandde en 't hard daaringesta. Vorige Volgende