Dagen en daden(1901)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] III De zilvren nevels woeien even open En wolkten: toen verscheen op 't eenzaam veld Een blauwig huisje door een straal verheld, 'k Zag schuine lijsten langs dien gevel loopen Saam boven een klein raampjen. En te doopen In 't licht hing daar een hand, 't kozijn verstelt Raam-oopning, blond hoofd in die lijst zich stelt, En huis en hoofd van zon en goud bedropen... En uitziende op die nevelzee dat gouden Vizioen, alsof die vrouw haar wolken weidde, Van hemelschapen gulden-vachtge schaar - En ik zat stom. Mijn machtlooze armen wouden Reiken dáárheen dat ze in haar licht mij leidde - Stom voegden neevlen zacht zich naar elkaar. Vorige Volgende