Het brandende braambosch
(1899)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend
[pagina 83]
| |
Die klonk in mijn hart,
Die weerklonk in mijn droom;
Och of uit. hún hart
Hij mij wederkoom!
Nu heb ik verspeeld
De zon en de wind,
Den lach niet gedeeld
Met dien ik bemind'.
Nu moet ik wel staan
Waar het leven mij laat,
In een neevlige laan,
In een ledige straat.
Een vochtge stilte,
Die 'k teer begeer,
Lokt me in uw kilte,
Nevelenheir.
|
|