Het brandende braambosch
(1899)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend
[pagina 81]
| |
Ik stond en schreed
Waar een koningskind
Zijn intocht deed
Door zon en wind.
Zijn wang was bleek,
Zijn oog was droef,
Hoe meer hij keek
Hoe dieper groef
Langs zijn mondzoomen.
Hij had zoolang
Gehoord in zijn droomen
Een welkomstzang.
En nu was 't een joelen
Uit straat, uit woon,
Maar hij kon er niet voelen
Dien eenen toon.
Zijn wapenherauten
In blauw en goud
Liepen voor hem uit en
'k Werd heet en koud
| |
[pagina 82]
| |
Van hun blazen.
Maar hij keek stil
Als achter de glazen
Een kind soms wil.
|
|