Het blank heelal(1908)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 174] [p. 174] Sint Joris en de Draak Ik zag u eens, mijn koning, toen de muur Spleet en in de enge cel, nu maatloos groot, Stondt gij wien diadeem om 't voorhoofd sloot En beide uw oogen waren sproeiend vuur. En met uw lans troft gij den draak, 't onguur Gedrocht, karbonkel-oogig: door dien stoot Sprong 't bloed zwart-rood en spoot omhoog en vloot Gelijk een stroom en daar ik staar en tuur Windt hij door groene weiden en de stad Rijst aan zijn boord en schepen wieglen er Vol schat en volk naar de ondergaande zon. Ik zat als op een heuvel en ik kon Den schemer zien die oprees, vaag en ver - En 't was alsof ik in uw schaduw zat. Vorige Volgende