Het blank heelal(1908)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 173] [p. 173] Ares en Afrodite Mij roept geen vrouw of ik herken den klank. Háár zag ik drijvende gelijk een lijk Onder mij door de ruimte, blond en rijk Het hangend haar, het golvend lichaam blank. En een geluid toog als een zilvren rank Over het uitspansel en eer ik wijk Voelde ik over mijn rug een zacht gestrijk Van net dat bond me. Ik viel gelijk een plank. Door zeven heemlen viel ik. Ik herken Het lachen van de goden daar ik rust Op haar: zij lachte en hield mijn mond gekust. En heel de hemel herbegon zijn loop. Ik lag in schaamte en wond me uit zilvren knoop. Ik hoor den klank en voel weer wie ik ben. Vorige Volgende