Het blank heelal(1908)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] De Maat Er is geen maat die ik in u niet vind. Gij zijt de berg en gij zijt ook het grein, Gij zijt de aardwoning en het hemelplein, Gij zijt de vader en gij zijt het kind. Ik heb mijn oogen die u zien, maar blind Zie ik u ook: in mij het bloedgedein Is zoozeer u als de eindelooze trein Van vormen, die nooit eindt en nooit begint. En 't vormenlooze is u - niet vormeloos Maar reinste maat van vormen-mooglijkheid - Ik ben daarin, een kern, gezaaid door u. Zoo is van u tot mij geen toen, geen nu, Geen rechts, geen links, maar volheid mateloos Die ik - maar droom te zijn, doch die gij zijt. Vorige Volgende